In memoriam

Eergisteren is mijn keel dichtgeslibd.
Er komt geen woord meer uit: de klanken
van jouw naam heb ik nooit gekend en
het beeld van jou is van voor jaren.

Toch heeft verdriet zich in mij genesteld,
mijn borstkas beklemd, mijn adem gestokt.
Ik herinner me die namiddag toen gouden zon-
licht schitterde op de kozijnen, je verwarmde

mij met je woorden, schonk me vertrouwen.
‘Het is je enorm gegund’, zei je me. Hoe graag
ik nu voor jou hetzelfde gewild had.
Maar soms blijkt wilskracht niet genoeg.

De lucht kleurt hemelsblauw vandaag,
waterkoude wind schraalt mijn wangen
terwijl ik aan je denk. Waar je nu bent
kent geen verliezers, enkel strijders.

Ik hoop dat je rust hebt gevonden.

Troostbericht

had ik de juiste woorden kunnen vinden
dan had ik je een gedicht geschreven
om het verdriet dat zich tussen je ribben
is gaan wringen zachtjes los te weken

en je te herinneren aan warmere dagen
die er nog steeds zijn en zullen komen,
ook nu zijn ogen misschien minder
stralen en zijn huid dunner en ouder lijkt

dan voorheen. een gedicht om ’s nachts
de muizenissen in je hoofd te verjagen
en overdag je hand vast te houden, om
het zeer dat zijn lichaam teistert

te verzachten. en als je denkt aan al die
keren dat hij hardliep – ook bij tegenwind
bleef hij overeind en kwam hij telkens
toch vooruit; ook jij houdt je wel staande

en had ik de juiste woorden kunnen vinden
dan had ik je een gedicht geschreven

en je zo omarmd

Drontermeer

Iemand zei: je bent nog veel te jong
om zo te kunnen schrijven. Hoe komt
een jong meisje als jij aan zo’n verhaal?
Het is nu vier zomers geleden.

Het beeld van jou begint langzaam
te vervagen. Ik herinner mij je rode sjaal,
je te donkere zonnebril, hoe je zei dat alles
te veel en te weinig voor je was. Alcohol

schijnt dodelijker te zijn voor je dan tabak.
Nog voor je weg was verloor ik je al
steeds vaker, en vaker, en vaker. Je zei:
ik probeer te vergeten. En je vergat
daarbij de toekomst en ik jouw

verleden. We verzwegen, vermeden,
hoewel we allebei voorvoelden

hoe dit eindigen zou.

maar wat is het onvoorstelbaar dat ik je niet wilde zien
zoals je was

er waren mensen die van je hielden ondanks al je gebreken
ik kon niet van je houden ondanks al je mooiigheden

meer dan eens heb ik je pijn gedaan
afgewezen, bekritiseerd, uitgescholden, vervloekt

soms probeerde ik het wel om van je te houden
om dan uiteindelijk toch weer aan je te willen ontsnappen

ik kon niet met je leven en ook niet zonder je
alles aan en met jou vond ik te moeilijk en niet goed

maar lief lichaam,

wat heb je nog een hoop liefde van mij tegoed

heiligdommen blijven

Laten we terug

kijken, die zomer in onze hoofden
als zwart-wit geprojecteerde diavoorstelling
afspelen vaal grijs korrelig authentiek krakend

als een oude vinylplaat. we waren
onwerkelijk gelukkig, jij was en ik was – we waren
onwerkelijk. wij

brachten offers, werden slachtoffers
knielden niet meer ter adoratie
maar voor vergiffenis –
een heiligdom

blijft. dus laten we terug

kijken, terug kijken en zien
dat er eigenlijk helemaal niets

veranderd is